Bouwen is te complex geworden, meent Stefan Schuwer, bestuurder van woningcorporatie Ymere. Kirsten Feldbrugge filosofeert met hem over veranderingen die de bouw moet ondergaan.
“Bouwen is te complex geworden. Eens bedachte systemen worden steeds maar uitgebreid en zo wordt alles ingewikkeld en groot. Geld wordt verspild in sub-optimale processen, waarin geen waarde wordt toegevoegd. Het maximale waar men aan wil voldoen zijn de minimumeisen. Is buitenruimte bij een woning niet meer verplicht in het Bouwbesluit? Dan wordt die uit de plannen geschrapt. Zonder te vragen wat dat betekent voor de kwaliteit van de woning.”
Zo opent Stefan Schuwer het gesprek over zijn visie op ketensamenwerking. Ik merk zijn sterke gevoel van onbehagen over de zinloosheid van veel gangbare processen in bouwprojecten. Vanuit de overtuiging, dat het anders kan – meer kwaliteit voor het beschikbare geld – is Ymere daarom vier jaar geleden begonnen met bouwprojecten op een andere manier in te richten. Hoopgevende resultaten zijn bereikt. Zo zijn voorbereidingstijden verkort tot de helft en realisatietijden tot 60 procent ten opzichte van de traditionele manier van werken. En ook de kostenbesparingen zijn aanzienlijk.
Samenwerking in de bouw
“Ketensamenwerking is 80 procent cultuur”, zegt Schuwer. Hij doelt daarmee op het onderliggende proces, waarmee echte vernieuwing in de bouw gepaard gaat. Ymere is – net als veel andere opdrachtgevers en bouwers – bezig nieuwe betekenissen te ontwikkelen in het bouwproces. Dat vraagt nogal wat van de betrokkenen. Van hoog tot laag, van bestuurders tot uitvoerders moeten mensen bereid zijn hun gewoontes en denkwijzen onder de loep te nemen en te bekijken hoe zinvol die zijn voor het doel van het project. En welke betekenis geven anderen aan die gewoonten en denkwijzen? Klopt dat met elkaar, of zitten die beelden elkaar in de weg en wat betekent dat voor het projectresultaat? Dit proces van betekenisgeving (ook wel sensemakinggenoemd) wordt vaak verpakt in een rationeel proces – “hoe kan het slimmer?” – maar is ook in hoge mate een proces van cultuurverandering. Die processen zijn overigens niet tegengesteld, maar versterken elkaar.
Oude cultuur zit de nieuwe tegen
Hoe de oude cultuur nieuwe betekenissen in de weg zit, blijkt uit het voorbeeld van Michiel Schuitemaker, directeur realisatie bij Ymere: de projectmanager van de opdrachtgever vraagt aan de bouwer “hoeveel gaat dit kosten?”. De bouwer zegt 100.000 terwijl de projectmanager rekent op 80.000. Al snel verschansen beide zich in hun oude patroon van het loopgravengevecht: ze komen tegenover elkaar te zitten, waarbij de begroting het probleem is, dat (door de aannemer) opgelost moet worden. “Maar” zegt Schuitemaker, “de aannemer hoeft geen aanbieding te doen en de projectmanager hoeft geen offertes te vragen. Als een gezamenlijk bedachte oplossing 100.000 blijkt te kosten en het moet 80.000 zijn, dan wordt gezamenlijk (“naast elkaar”) en met de leveranciers aan tafel gezocht naar manieren om deze oplossing om te buigen.”
Deze benadering druist in tegen diepgewortelde noties van “opdracht geven” en “opdracht nemen”. Daar waar de hele bouwsector is ingericht rond een inkoopmodel – u vraagt, wij draaien (… en wat u niet gevraagd heeft zit niet in onze offerte) – stelt Ymere het model van “co-makership” centraal, waarin de opdrachtgever samen met de bouwprofessionals zoekt naar de optimale manier om de kwaliteit te bereiken die Ymere voor haar klanten voor ogen heeft. “Inkopen” creëert volgens Stefan Schuwer een hiërarchische afhankelijkheid, die samenwerking in de weg staat. In de ketensamenwerkingsprojecten gaat de woningcorporatie dan ook niet op zoek naar “aannemers”, maar naar partners die zich – voor de duur van een project – aan Ymere verbinden. Die partners moeten een meerwaarde hebben. Het gaat dan niet alleen om duurzame kwaliteit van de woningen, maar ook om de empathische kwaliteiten van de bouwers zelf, die een toegevoegde waarde hebben in het proces. En dat geldt evenzo voor leveranciers en onderaannemers.
Bron: bouwketens.nl